De Gentse advocaat-generaal C.B. die als lid van de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) de opgave van het magistratenexamen vooraf bezorgde aan minstens één kandidaat, is in kader van het tuchtonderzoek nog eens drie maanden geschorst met inhouding van wedde. Dat heeft de procureur-generaal in Gent beslist. Begin maart was de man al eens drie maanden geschorst nadat de fraude ontdekt werd en hij ontslag nam uit de Hoge Raad.
Bron: BELGA
“De procureur-generaal bij het hof van beroep van Gent heeft op 7 juni 2024 in zijn hoedanigheid van tuchtoverheid beslist tot een verlenging met drie maanden van de schorsing met inhouding van wedde van advocaat-generaal C.B.”, meldt het Gentse parket-generaal. “Huidige maatregel van verlenging is een ordemaatregel in het belang van de dienst die kadert binnen een tuchtonderzoek. Er is ook nog een strafonderzoek hangend onder leiding van een raadsheer-onderzoeksrechter uit het hof van beroep te Brussel. In het belang van het lopend tuchtonderzoek en om een serene behandeling van de zaak te verzekeren zal er geen verdere informatie verstrekt worden.”
De aanleiding voor de tuchtmaatregel was de melding begin maart van de Hoge Raad voor de Justitie dat er aanwijzingen zouden zijn dat de man de casus strafrecht van het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage en de inhoud van de verbeterleidraad voorafgaandelijk bezorgde aan een deelnemer.
Naar aanleiding van geruchten en een melding rond fraude was de HRJ een eigen onderzoek gestart naar het verloop van het Nederlandstalige magistratenexamen strafrecht in januari. De Gentse advocaat-generaal gaf als lid van de examencommissie de opgave vooraf aan een advocaat-stagiair, die de zoon is van een afdelingsprocureur in Brugge en een rechter in Ieper. De kandidaat en het jurylid hadden volgens de HRJ de fraude wel toegegeven in een gesprek met de overige leden van de examencommissie.
Inhouding wedde
De HRJ had het dossier in maart overgemaakt aan procureur-generaal Erwin Dernicourt met de vraag een strafrechtelijk onderzoek en een tuchtprocedure op te starten. Het strafonderzoek werd opgestart maar alleen de eerste onderzoeksdaden konden gesteld worden, omdat de betrokken magistraat lid is van het eigen korps van de procureur-generaal bij het hof van beroep in Gent. Om de onpartijdigheid van het onderzoek te waarborgen, werd het dossier via de minister van Justitie overgemaakt aan het Hof van Cassatie. Dat besliste dat de zaak naar het hof van beroep van Brussel verhuisde, waar een raadsheer-onderzoeksrechter werd aangesteld. De raadsheer-onderzoeksrechter is zelf kandidaat voor een mandaat van lid van de Hoge Raad voor de Justitie 2024-2028, maar justitie ziet daar geen probleem in. De verkiezingen van de nieuwe leden-magistraten van de HRJ vindt op vrijdag 21 juni plaats.
Op tuchtrechtelijk vlak blijft de Gentse procureur-generaal als korpschef van magistraat C.B. aan zet. De schorsing uit het ambt als ordemaatregel voor de duur van de vervolging, die verlengbaar is tot er een eindbeslissing valt, gaat gepaard met een inhouding van 20 procent van de brutowedde.
De procureur-generaal kan als tuchtoverheid zelf enkel een lichte tuchtstraf opleggen (een terechtwijzing of blaam) als definitieve straf, maar de zaak werd aanhangig gemaakt bij de tuchtrechtbank, omdat die alleen zware definitieve tuchtstraffen kan opleggen zoals ontslag van ambtswege, terugzetting of verlies van wedde.