Het onderzoek naar Apple en Google vanwege hun appstores en de verplichte commissies is een perfect voorbeeld van deze houding. Door te eisen dat ontwikkelaars buiten deze ecosystemen om kunnen verkopen, ondermijnt de EU niet alleen de veiligheid en stabiliteit van platforms die miljarden gebruikers wereldwijd dienen, maar zet het ook de deur wijd open voor malafide actoren.
Google’s algoritme ligt eveneens onder het vergrootglas, met beschuldigingen dat het bedrijf zijn eigen diensten voorrang geeft. Deze beschuldigingen negeren het feit dat Google’s zoekmachine gebaseerd is op complexe algoritmes die als doel hebben de gebruiker de meest relevante informatie te bieden. Het lijkt erop dat de EU liever een grijze, eenheidsworst ziet dan een bloeiend, competitief landschap waarin bedrijven strijden om de gunst van de consument.
De mogelijke boetes, die kunnen oplopen tot een vijfde van de jaaromzet van deze bedrijven, zijn niets minder dan astronomisch en zouden in geen enkele verhouding staan tot de ‘misdaden’ die deze bedrijven zouden hebben begaan. Deze acties van de EU lijken minder op gerechtigheid en meer op een poging tot financiële intimidatie en een machtsgreep om Amerikaanse succesverhalen aan banden te leggen.
Terwijl de EU zich opmaakt voor wat mogelijk een epische confrontatie wordt, moeten we ons afvragen: wie beschermt ons tegen de beschermers? De Digital Markets Act zou weleens minder kunnen draaien om het beschermen van de consument, en meer om het stuiten van de Amerikaanse tech-innovatie die de Europese equivalenten ver achter zich heeft gelaten. In de strijd om digitale suprematie lijkt Brussel bereid om alles op het spel te zetten, zelfs als dat betekent het kind met het badwater weggooien.