Vaak heb ik op de bank gezeten, met mijn vrouw, een wijntje erbij, toastje met iets, kwam er een bericht voorbij. Weer ergens een slachtpartijtje aangericht. Bruiloftje in Afghanistan. Shock-and-awe-bombardementje op Bagdad. Snipertje op de Westoever. Je kent het wel.
Dan zeiden wij tegen elkaar, wat doet dat met je? Als je je kind, je vader, je moeder, je oma, je opa, voor je ogen uiteen ziet spatten? Lichaam uit elkaar gereten. Wat voel je dan? Dat zijn toch ook mensen, die dit overkomt? Net als wij? Hoe kunnen wij dit allemaal door laten gaan?
Want nooit gebeurde er iets. Nooit werd iemand veroordeeld of op het matje geroepen. Nooit zelfs maar een vlag uitgestoken. Je zou denken, onze leiders, onze politici, horen maar één taak te hebben, één missie. Ze zouden zich door maar één gevoel moeten laten leiden, één doel moeten nastreven: vrede. Ze zouden tegen iedereen die geweld pleegt meteen moeten zeggen, stop, ik praat pas weer met je als je stopt met je geweld. Ik doe pas weer zaken als je de wapens neerlegt. Wie wat waar recht op heeft, op welk stukje van de aarde, het boeit me niet – als jullie afzien van geweld, komen we daar wel uit. Dan moeten we er wel uitkomen, want dan moeten we er over praten, en kan niemand met geweld zijn wil doordrukken.
Maar nee. Er worden zaken gedaan, feestjes gegeven, handen geschud, gelachen, gedronken, geld verdiend. De wapenfabrieken draaien op volle toeren. Het mag allemaal. Het leven gaat door. Behalve voor de slachtoffers die achterblijven, met haat in hun hart. Wat gebeurt er met ze? Hoe zouden wij ons voelen, als ons kind onder dat puin lag? Zouden wij het leven gewoon weer oppakken? Of zouden we worden verteerd door blinde haat?
Misschien denk je, ach, het gaat toch maar om primitief volk, die de bommen op hun hoofd krijgen. Die zijn wel wat gewend. Is dat wat je denkt, diep in je hart?
Misschien denk je, het is ver weg. De pijn, het leed, ik hoef het niet te weten. Het zal mij niet overkomen. Op mijn huis, hier, in de beschaafde wereld, vallen geen bommen. We kunnen het gerust negeren.
Totdat, op een zekere, kwade dag, het geweld jou ineens treft. Zomaar. Uit het niets. Onverwacht. Beschaafde mensen worden in stukken gehakt, vrouwen en kinderen verkracht. Door monsters. Waar komen die ineens vandaan? Dit was niet afgesproken. Wij zouden er niks van merken. Dat was het stilzwijgende sociaal contract dat we hadden met onze leiders. Die mochten van ons hun gang gaan. Zolang wij maar niks merkten. Hoe kon dit gebeuren?
Nu maakt razende woede zich van ons meester. We schreeuwen om wraak. Platgooien die handel! Uitroeien dat tuig! Wat zeg je, zitten daar kinderen tussen? Die hier ook niet om hebben gevraagd? Zeur niet. Het zijn geen mensen. Het is ongedierte. Weg ermee.
Ik moet bekennen, ik had het gevoel, de laatste tijd, dat we op een punt waren gekomen waarop een redelijk deel van de mensheid – en dan heb ik het niet over onze leiders, integendeel, maar over ons, gewone mensen – begrijpt dat het zo niet langer kan, dat we het geweld niet kunnen laten voortbestaan. Dat we, wat er ook gebeurt, naar vrede moeten streven. Ons niet moeten laten verdelen. Maar velen blijken niets te hebben geleerd. Zien alleen wat ze wordt voorgeschoteld. Laten zich weer manipuleren.
Natuurlijk, wie een misdaad begaat, moet worden berecht, en veroordeeld. Iedereen die misdaden begaat. Of het nu een Hamas-lid is of de president van de Verenigde Staten. Maar bruut geweld met bruut geweld vergelden, geloven we nog steeds dat we daar iets mee opschieten? Dat dit niet gaat leiden tot nieuwe, totaal onverwachte, ondenkbare rampen die ook onszelf zullen treffen, in onze veilig gewaande wereld? Hoe moeilijk is het om dat te begrijpen?
Dit artikel is eerder gepubliceerd in De Andere Krant. Volg mij en vele andere vrijheidslievende auteurs en columnisten door een abonnement te nemen. www.deanderekrant.nl
Foto: Mehr News Agency, CC BY 4.0 <https://creativecommons.org/licenses/by/4.0>, via Wikimedia Commons
Het bericht Dit was niet afgesproken verscheen eerst op The Friendly Society.