Elk ondervonden trauma laat zijn sporen na. Kleine trauma’s kleine rimpelingen. Grote trauma’s schokgolven. Kleine rimpelingen doven betrekkelijk snel uit. Schokgolven hebben effect op het nageslacht voor tenminste drie generaties. Oorlogen veranderen niet ons DNA, maar doen mee in wat in de epigenetica ‘stress-genen’ worden genoemd. Het zijn ‘vinkjes’ op ons DNA die door die schokgolven aan- of uitgezet worden en de gevolgen doven voorlopig niet uit.

Dat betekent ook dat wanneer een der leidslieden opmerkt (én uitvoert) dat een conflict elders “ook onze oorlog” is, daardoor direct vaststaat dat tenminste drie generaties daarvan de gevolgen zullen moeten dragen en dat hun leven uit lijden zal bestaan. Dat de meeste mensen zich dat niet realiseren begrijp ik heel goed. Het duurde bij mij ook 78 jaar totdat mij duidelijk werd waar de drijfveren in mijn leven vandaan komen en waarom ik het niet kan laten met meer dan gebruikelijke passie mijn werk als homeopaat te blijven doen. Nu begrijp ik hoe het komt dat ik wel overeind móet komen wanneer in een trein een man in paniek raakt en denkt dat deze trein in de afgrond zal storten. Het gaat erom dat wij openstaan voor wie wij in de kern zijn en wat onze ziel beweegt te doen en te laten. Werkelijk bewust worden van onze plaats in dit bestel en wat wij hier komen doen en zeggen is een giga-klus. Ik schrijf al heel lang over het lijden dat mij bezwaart, zoekende naar mogelijkheden om het lijden te lenigen. Ik bezocht daarbij vele plaatsen van herdenking.

Herdenkingen van oorlogen hebben nut, maar na het herdenken moet het echte werk nog beginnen. Nooit weer! Dat blijkt steeds weer niet te lukken. Al meer dan een eeuw vindt elke avond in het Belgische Ieper een herdenking plaats van de niet te bevatten vernietiging van levens in de Eerste Wereldoorlog, onder andere uitgevochten in de Westhoek in ­Zuidwest-Vlaanderen. De camperclub NKC organiseerde drie keer een reis naar die streek en mijn vrouw en ik maakten die tocht twee keer mee. In het museum In Flanders Fields in Ieper huilde ik. We bezochten talloze begraafplaatsen, tentoonstellingen, en ‘herstellingsoorden’, onder andere in Poperinge waar ik op de piano, die er nog steeds staat, het Nearer to Thee, my God speelde. Gewonde soldaten mochten in zo’n oord even op verhaal komen om vervolgens weer het slag(cht)veld ingestuurd te worden. Het is niet te bevatten.

In Ieper op het monument aldaar staan de vele duizenden namen vermeld van alle gesneuvelden uit het Gemenebest in de oorlog 1914-1918. Gesneuvelden, jonge jongens nog. Je treft er zelfs ­16-jarigen. Hele schoolklassen uit het Verenigd Koninkrijk gingen gezamenlijk, zeker geronseld, maar vaak ook vrijwillig, op ‘avontuur’, niet wetende dat de kans op overleven vrijwel nihil was. Maar je treft er ook Maori’s, Aboriginals en Sikhs. Op 6 juni 2019 was ik op de stranden van Normandië (75 jaar na D-Day) en nog steeds was het lijden daar voelbaar: duizenden ‘kruisjes met namen’ op het strand waar de caissons nog altijd liggen en in het achterland die vele tientallen zgn. ‘erevelden’. Overal verhalen, verhalen, verhalen over die vele doden en een enkele die het overleefde. Niet te bevatten lijden en verdriet. Nóg steeds reizen er familieleden van over de gehele wereld naaartoe om te zien waar ooit een gesneuveld familielid is begraven, niet alleen in de Tweede Wereldoorlog, maar ook in de eerste. ’39-’45 heeft niets opgelost van wat in ’14-’18 is aangericht. In tegendeel. Het lijden is alleen maar erger, groter, omvangrijker geworden.

Ik kies één verhaal om dit lijden te illustreren aan de hand van het beeld Het treurende ouderpaar. Het is 1914. Peter, de 17-jarige zoon van Käthe en Karl Kollwitz wil zich als vrijwilliger melden bij het Duitse leger. Karl is arts en werkt voor de armsten in Berlijn. Käthe verbeeldt in haar etsen en tekeningen het leven van deze verschoppelingen. Haar werk wordt gekenschetst als socialistisch realisme en zij laat het lijden en de armoede zien. Käthe vindt het plan van haar zoon geen goed idee en wil niet dat hij zich meldt. Karl verzet zich eerst ook, maar geeft later toch toestemming. In huize Kollwitz is de stemming niet best. Peter trekt het uniform aan en wordt als musketier naar het front in de Westhoek (Zuidwest-­Vlaanderen) gestuurd. Op de dag dat hij aankomt bij zijn gevechtsonderdeel (23 oktober 1914) sneuvelt hij bij een aanval op Diksmuide (B). Hij overleeft zijn ­eerste dag aan het front niet. Na eerst begraven geweest te zijn in Roggeveld wordt Peters lichaam, samen met dat van 1538 andere soldaten, overgebracht naar het Deutsche Soldatenfriedhof Vladslo (B). Op deze Duitse militaire begraafplaats krijgen meer dan 25.000 gesneuvelde Duitse soldaten uit de Eerste Wereldoorlog hun laatste rustplaats.

Het verdriet van moeder Käthe is onbeschrijfelijk, evenals de wroeging van Peters vader, Karl. Jarenlang denkt ze na hoe hun verdriet en onmacht en het verdriet van zoveel andere ouders van gesneuvelden in een beeld vorm te geven. Uiteindelijk komt het tot het beeld dat nu op die begraafplaats staat. Het ‘kijkt uit’ over al die graven. In een van de eerste rijen bevindt zich ook het graf van hun kind.

Tot tweemaal toe hebben wij dit kerkhof bezocht en gestaan bij dit graf en het beeld. Ouders op afstand van elkaar, niet meer bereikbaar voor elkaar en onmachtig elkaar te troosten. De vader, verstard in zijn verdriet, kijkend naar waar hij in toestemde. De moeder, geslagen en gebukt in haar lijden. Voor altijd moeder van een dood kind. Het beeld geeft het diepe verdriet weer dat bezit nam van duizenden ouders, partners, familieleden van soldaten, omgekomen door de waanzin van oorlog. Wat Käthe in dit beeld wilde zeggen is teruggebracht tot een leegte die niet kan worden opgevuld, een leegte die alle slachtoffers van oorlog achterlaten en die het nageslacht nog steeds draagt.

De zeggingskracht van dit beeld is voor mij immens, omdat dit beeld pijnlijk duidelijk maakt wat het betekent om toestemming te geven je kind een oorlog in te laten gaan. Karl Kollwitz heeft alleen maar zijn eigen armen om zichzelf vast te houden en alle contact met zijn liefsten is onmogelijk geworden. Zijn wroeging moet onvoorstelbaar geweest zijn.

Hoe nu verder en hoe nog meer lijden te voorkomen? Ooit was de Navo een verdrags- en verdedigingsorganisatie. Een aanval op een van de leden zou beschouwd worden als een aanval op alle leden. Er is nu geen Navo-lid aangevallen en de Navo heeft zelf de grenzen opgerekt en frontlinies verplaatst en houdt daar niet mee op. Oorlogshitsers hebben generaals laten praten in plaats van diplomaten en hebben de oorlog in Oekraïne zogenaamd tot ‘onze oorlog’ gemaakt. Het lijkt alsof er geen weg ­terug is. Die weg terug is er wél. Wat wij ­kunnen, is dit: blijven zeggen dat dit een leugen is, dat dit niet onze oorlog is en dat wij onze kinderen, mannen en vrouwen geen toestemming geven zich bij deze oorlogsorganisatie te melden. Vroeger of later worden zij naar een front gestuurd, om daar, net als Peter Kollwitz, aan flarden geschoten te worden of voor de rest van hun leven beschadigd te blijven vanwege de gekte van machtswellustelingen en politiek onmachtigen.

Moeders en vrouwen, maak de band met je man en kind onlosmakelijk, keten je, desnoods met ‘handboeien’, aan hen vast, verbind je aan hen met de levensreddende band van de liefde en sta niet toe dat zij zich melden bij wat hun ondergang zal worden en zal bijdragen tot nog meer lijden en verdriet. Zeg: “Ik wil niet dat je gaat. Jij niet. Niemand!” Sta niet toe dat het iemands oorlog is. Het is niemands oorlog. Niet nog meer van die beelden. Degene die het bedenkt, gaat zelf maar en laat het ‘vuile werk’ niet door anderen opknappen. Het is genoeg geweest.


Source: http://deanderekrant.nl/nieuws/het-is-genoeg-geweest-2024-09-16

.


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meld je aan voor de nieuws brief!


1 keer per dag de belangrijkste berichten,
1 keer per week de belangrijkste headlines,
en de nieuwste uitzendingen van hnmda,
zo in je postvakje... zeg nu ja....