Cees Hamelink versloeg als radioverslaggever al in de jaren ’60 de Palestijnse kwestie voor omroepen IKON en VPRO. In de jaren ’70 werkte hij als correspondent voor persbureau IPS, waar hij zich richtte op misstanden in politiek en bestuur, onder meer rond de Wereldraad van Kerken en het Vaticaan. Hij gaf jarenlang colleges aan de grote universiteiten in Mexico-Stad en geeft nu college over vredesvraagstukken en mensenrechten aan de universiteit van Hidalgo in Pachuca, waar hij onlangs een ereprofessoraat ontving. Hij begint colleges vaak met dezelfde vraag aan zijn studenten: in wat voor wereld wil jij leven?
Op de universiteit is zijn naam sinds deze zomer onlosmakelijk verbonden met die van president Andrés Manuel López Obrador. Hamelink mocht met Obrador in discussie tijdens een persconferentie over de media, die ook in Mexico de oorlogstrom roeren. De grote Mexicaanse media zijn allemaal ‘neoliberaal’ en gericht tegen de vredelievende sociaaldemocraat Obrador.
Hoe ziet het Mexicaanse medialandschap eruit?
De mainstreammedia volgen de VS en EU. Tegelijkertijd zien we een snelle groei van de sociale media, met voortreffelijke journalisten die zijn vertrokken bij de grote mediabedrijven en hun eigen platform beginnen. Zij hebben een jong publiek en worden langzaamaan belangrijker dan de mainstream. Daarbij moet je weten dat de grondwet Mexico verplicht tot vredelievend gedrag en Obrador het spoor volgt van Mahatma Gandhi en Martin Luther King: geweldloos. Tegen Biden, die begon over Russische interventies, sprak hij duidelijke taal: “Meneer de president, wij zijn geïntervenieerd door de Fransen, Oostenrijkers en Spanjaarden. U hoeft mij over interventies niets te vertellen.” Hij weigert steun te geven aan oorlogvoerende partijen. Dat wordt hem niet in dank afgenomen. De New York Times beschuldigt hem er zonder enig argument van een narco-president te zijn.
Hoe doen onze media het in uw ogen qua oorlogsverslaggeving?
In een oorlog liegt iedereen. Oekraïne liegt, Rusland liegt. De geheime diensten liegen standaard. Dat is ingewikkeld voor journalisten, maar de eenzijdige benadering is een groot probleem. De vroegere kwaliteitskrant NRC negeert de Russische kant van het verhaal. Alsof er geen context is, geen geschiedenis. Tussen Israël en de Palestijnen ligt dat iets anders, met meer sympathie voor de Palestijnen, maar ik zie geen journalistiek die dat conflict in een context plaatst. Alsof het daar in oktober vorig jaar is begonnen.
Waarom doen onze journalisten geen diepgaand onderzoek?
Ik denk dat het een algemene trend is. De invloed van het neoliberalisme begon in de jaren ’80 met het beroemde woord TINA van Margaret Thatcher: There Is No Alternative. De journalist kan kritisch zijn over een boek of een biljartwedstrijd, niet over het politieke systeem.
Hebben de journalisten niet in de gaten dat ze gebruikt worden?
Je kunt daar geen algemene uitspraak over doen. Ik denk dat er ongetwijfeld jongens en meisjes zijn die niet doorhebben dat ze de recepten van anderen uitschrijven. In elk geval word ik zelf nooit meer gevraagd voor een analyse. In de tachtiger jaren mocht ik voor het NOS Journaal nog als luis in de pels fungeren. Dat is verleden tijd. Veel journalisten hebben zich volstrekt afhankelijk gemaakt van propaganda. Een mooi voorbeeld is de correspondent van NRC in Mexico, Boris van der Spek. Zonder dossierkennis schrijft hij zeer bevooroordeelde stukken, tegen de president en in het spoor van de New York Times en Washington Post. Een Mexicaanse jurist schreef daarover een brief aan de hoofdredactie. Of ze die jongen alsjeblieft konden vragen eens een boekje over de Mexicaanse geschiedenis te lezen.
Media en politiek slaan agressieve taal uit. Zelfs Groenlinks wil meer budget voor defensie.
Met het vertrek van de goede oude Fred van der Spek van de PSP bestaat er geen vredespartij meer in Nederland. Ze zitten allemaal op het oorlogszuchtige spoor van Von der Leyen. Als je je voorbereidt op oorlog, dan krijg je oorlog. Journalisten die zich opstellen als onkritische doorgeefluiken, zijn medeplichtig.
Hoe kunnen we oorlogspropaganda herkennen?
Het woord ‘propaganda’ is in 1622 bedacht door paus Gregorius XV. Het staat voor het verspreiden van een geloof of wereldbeeld. Van elk artikel in de krant moet je je afvragen of er een overtuiging of wereldbeeld wordt gepropageerd zonder kritisch tegengeluid. Dan is het propaganda. Voortdurend mensen aan het woord laten die defensiebudgetten willen verhogen, en meer steun willen voor de Navo, is oorlogspropaganda. Het wereldbeeld van vandaag noem ik kannibalistisch kapitalisme, een vorm van kapitalisme dat zijn eigen kinderen opeet door oorlog als oplossing te presenteren.
Waarom moeten jonge mensen niet geloven wat er in de krant staat?
Ze moeten zelf ontdekken wat waarheid en leugen is en vragen stellen. Klopt het? Waar komt dit verhaal vandaan? Kan ik de bron vertrouwen? Wat wil de schrijver van mij? Daar is begeleiding bij nodig. Op basisscholen moeten kritische programma’s terugkomen voor media-educatie.
De burger heeft geen enkel belang bij oorlog. Waarom stelt die geen vragen?
De Canadese mediafilosoof Marshall McLuhan zei ooit: “Mensen denken niet na over de media zoals vissen niet nadenken over water.” Realiseer je ook dat het dagelijkse leven van veel mensen best ingewikkeld is. Kan ik mijn hypotheek betalen? Hoe gaat het met mijn huwelijk? Hoe gaat het met mijn kind? Dan ga je niet zo gemakkelijk naar het NOS Journaal kijken met de vraag of het allemaal wel klopt. Dat verpest je humeur. Dus denken veel mensen dat de Russen morgen in Utrecht staan als we de oorlog niet steunen. Dick Schoof heeft gezegd dat we het gevaar van de Russen niet moeten onderschatten en dat hij niet alle details kan geven. Dick Schoof zal het wel weten. Mensen willen er verder niet over nadenken. Brainwashing en mindcontrol zijn nog nooit zo hevig geweest. Eigenlijk zouden de alternatieve media een samenwerkingsverband moeten creëren voor zelfverdediging van burgers tegen manipulatie.
Wat is uw belangrijkste boodschap aan studenten?
Denk goed na over de wereld waarin je wilt leven. Hoe hard politiek en media de vrede ook onmogelijk proberen te maken, ze zijn afhankelijk van jullie goedkeuring, dus laat je niet uit elkaar spelen. Als jullie zeggen dat het genoeg is geweest, dan houdt het op. Daar gaan mijn colleges over. Ik begin graag met de woorden: “Vrede zij met u.”
.