
Nederland had een compleet ander land kunnen zijn. Een land
met een strikter immigratiebeleid, een sterker politiek leiderschap en een
overheid die dichter bij haar burgers stond. Maar dat is niet hoe de
geschiedenis zich voltrok. Drie momenten in de moderne politieke geschiedenis
hadden Nederland fundamenteel kunnen veranderen: de verkiezingsstrijd tussen
Rita Verdonk en Mark Rutte, de lijsttrekkersverkiezing van Ronald Plasterk
tegen Diederik Samsom en, natuurlijk, het tragische lot van Pim Fortuyn. Drie kansen,
drie keer tegengehouden door de krachten van de gevestigde orde.
Het mysterie van Rita Verdonk
In 2006 stond de VVD voor een keuze: een koerswijziging naar
een strenger immigratie- en integratiebeleid, of de voortzetting van het
liberale pragmatisme. Rita Verdonk was als minister van Vreemdelingenzaken
razend populair onder VVD-stemmers. Ze belichaamde daadkracht en een ongekende
hardheid in het asielbeleid, iets waar grote delen van de achterban naar
snakten. Maar de VVD koos anders. Mark Rutte, een politicus met een
technocratische en gematigde uitstraling, won de lijsttrekkersverkiezing.
Toeval? Nauwelijks. De verkiezing werd nipt beslist: Rutte
won met een verschil van slechts 51,5% tegen 48,5%. Maar belangrijker dan de
cijfers was de machinerie achter de schermen. De VVD-top, onder invloed van
partijbonzen en een sterke pro-Rutte-lobby binnen het bedrijfsleven en de
media, zette zich schrap tegen Verdonk. Ze werd als te onvoorspelbaar en te
populistisch gezien. Kort na de verkiezing werd haar positie binnen de partij
onmogelijk gemaakt en uiteindelijk verliet ze de VVD om Trots op Nederland
(TON) op te richten – een partij die nooit echt van de grond kwam.
Had Verdonk de VVD geleid, dan had Nederland er anders
uitgezien. Haar strikte immigratiebeleid zou in de kabinetten-Balkenende en
later onder haar eigen leiderschap in de regering mogelijk tot een verregaande
hervorming hebben geleid. De instroom van asielzoekers zou strenger zijn
gecontroleerd, en de VVD had niet de neoliberale globalistische wending onder
Rutte doorgemaakt. Maar de gevestigde orde – de partijtop, het bedrijfsleven en
de media – besliste anders.
Plasterk: de verloren intellectueel
De PvdA was ooit een partij met een sterke intellectuele
traditie. In 2012 had de partij een gouden kans om iemand aan het roer te
zetten die die traditie kon voortzetten: Ronald Plasterk. De bioloog,
wetenschapper en voormalig minister van Onderwijs was een kritische denker en
wars van ideologische dogma’s. Hij geloofde in wetenschappelijk onderbouwd
beleid, in economische realiteit en in een partij die zowel sociaal als
realistisch kon zijn.
Maar de PvdA koos Diederik Samsom. Waarom? Omdat de
partijtop hem een veiliger optie vond. Samsom, voormalig Greenpeace-activist en
retorisch sterk, werd gezien als iemand die de traditionele linkse stemmers
beter kon aanspreken. Plasterk, met zijn nuchtere en soms confronterende stijl,
was te onafhankelijk, te moeilijk te controleren.
(Artikel gaat verder onder deze oproep) München, Solingen, Nieuwegein: asielzoekers storten een golf van terreur over Europa. Dit moet direct stoppen. Asielminister Marjolein Faber moet DIRECT een asielstop instellen. TEKEN de petitie van Cultuur onder Vuur en help Nederland beschermen tegen de radicaal-islamitische massa-immigratie!
Dit werd versterkt door de media, die Samsom omarmden als de
gedroomde lijsttrekker. Talkshows, opiniemakers en kranten gaven hem een
platform, terwijl Plasterk werd neergezet als een arrogante intellectueel.
Samsom won, werd premierkandidaat en leidde de PvdA uiteindelijk een alliantie
met de VVD in – een alliantie die de partij haar ziel en electoraat kostte.
Als Plasterk lijsttrekker was geworden, had de PvdA
misschien een economisch realistischere koers gevaren, wars van het
progressieve idealisme dat haar uiteindelijk ten val bracht. Misschien had de
partij zelfs een brug kunnen slaan naar kritische kiezers die zich nu massaal
naar rechts begeven. Maar opnieuw werd de koers niet bepaald door de leden of
de kiezer, maar door interne partijmachinaties en de mediale machine die
bepaalde wie acceptabel was en wie niet.
De grote omwenteling die nooit kwam: Pim Fortuyn
En dan is er natuurlijk de grootste “wat als” van allemaal.
Pim Fortuyn was geen gewone politicus. Hij was een revolutie in de dop.
Charismatisch, intelligent en moeiteloos in staat om de gevestigde orde uit te
dagen, wist hij als geen ander de kloof tussen burger en politiek bloot te
leggen. Zijn kritiek op de massamigratie, de bureaucratische elite en de EU
raakte een snaar die nog steeds voelbaar is in de Nederlandse politiek.
Maar Fortuyn werd vermoord. En met hem verdween de kans op
een fundamentele herstructurering van Nederland. Zijn LPF werd na zijn dood van
binnenuit gesaboteerd door opportunisten en incapabele bestuurders. De partij
implodeerde binnen een jaar, en de gevestigde partijen konden opgelucht
ademhalen.
Wat als hij had geleefd? Een kabinet-Fortuyn had de
immigratie drastisch beperkt, de bureaucratie aangepakt en Nederland een
zelfbewuster land gemaakt dat minder afhankelijk was van EU-dictaten. De PVV en
FvD hadden misschien nooit hoeven bestaan, omdat Fortuyn al die politieke
ruimte had ingevuld. Maar het establishment, de media en de linkse elite waren
vastbesloten hem tegen te houden – eerst met demonisering en uiteindelijk met
een politiek klimaat dat zijn moordenaar motiveerde.
De verborgen krachten achter de schermen
Deze drie gevallen laten zien dat verkiezingen niet alleen
worden gewonnen of verloren op basis van democratische keuzes. Er is een
gelaagd spel van belangen, beïnvloeding en manipulatie gaande.
De media hebben een gigantische invloed op wie als legitiem
en acceptabel wordt beschouwd. Fortuyn werd weggezet als extreemrechts en
gevaarlijk. Verdonk als te radicaal. Plasterk als te intellectualistisch en
arrogant. Ondertussen kregen Rutte, Samsom en anderen juist een platform en
positieve framing.
Partijapparaten hebben een eigen agenda en werken vaak niet
in dienst van de kiezer, maar van hun eigen netwerken. Binnen de VVD werd
Verdonk weggewerkt door een establishment dat een gecontroleerde partij wilde
houden. De PvdA-top schoof Samsom naar voren als hun man. En binnen de LPF
werden na Fortuyns dood bewust onbekwame figuren naar voren geschoven om de
partij onschadelijk te maken.
En dan is er de internationale dimensie. Mark Rutte werd
uiteindelijk secretaris-generaal van de NAVO – een beloning voor zijn trouwe
pro-EU en pro-internationalistische koers. Zou een premier Fortuyn of Verdonk
ook die weg zijn opgegaan? Of waren zij juist een bedreiging geweest voor die
structuren?
Conclusie: een gestolen toekomst
Nederland had een ander land kunnen zijn. Een land waar een
daadkrachtige premier als Verdonk de immigratie had gereguleerd, waar een
intellectueel als Plasterk de PvdA had behouden voor de kiezer, en waar een
revolutionair als Fortuyn de politieke verhoudingen voorgoed had veranderd.
Maar dat gebeurde niet. Door bewuste tegenwerking,
mediacampagnes en strategische sabotage zijn deze leiders nooit op de plekken
gekomen waar ze het verschil hadden kunnen maken.
En dus zitten we met een Nederland dat steeds verder
afglijdt in bureaucratische stilstand, bestuurlijke lafheid en een politiek die
steeds minder met de burger te maken heeft. Dat is geen toeval. Dat is het
resultaat van een zorgvuldig gestuurd proces. En zolang die verborgen krachten
niet worden blootgelegd, zal Nederland steeds opnieuw de verkeerde keuzes maken
– of die keuzes überhaupt niet krijgen.
.
