uitzetting van de 11-jarige Mikael en zijn moeder krijgt nog een staartje: advocaten hebben nu opnieuw een verblijfsaanvraag ingediend. Ondanks het feit dat
hij en zijn moeder recentelijk te horen kregen dat ze na twaalf jaar verblijf
in Nederland het land moeten verlaten, wordt er nu wéér een juridische truc uit
de kast gehaald om het onvermijdelijke uit te stellen.
De Nederlandse
overheid heeft jaren geleden al geoordeeld dat Mikael en zijn moeder geen recht
hebben op verblijf. De Raad van State, het hoogste rechtsorgaan in Nederland,
heeft op 31 juli bevestigd dat hun aanwezigheid hier niet langer
gerechtvaardigd is. De wet is duidelijk: hun verblijf is illegaal. Toch blijven
ze, dankzij een netwerk van advocaten die iedere juridische hoeksteen omkeren
om maar een gaatje in de wet te vinden. Het stapelen van procedures heeft zijn
belachelijke hoogtepunt bereikt, en nu wordt het Europese recht erbij gehaald
om hun verblijf alsnog te legitimeren.
Marjolein Faber heeft groot gelijk wanneer ze zegt dat dit niet zo door kan
gaan. Ze maakt een belangrijk punt: met dit soort juridisch gekonkel is er geen
beleid te maken. Hoe kan de Nederlandse overheid effectief migratiebeleid
voeren als iedere keer dat een beslissing is genomen, een nieuwe juridische
deur wordt geopend? Het eindeloze geschuif met papieren en aanvragen zorgt voor
een systeem waarin de duidelijke grenzen van het asielrecht worden vervaagd tot
het punt waar wetten en regels nauwelijks nog betekenis hebben.
Dit is niet
langer een kwestie van rechtvaardigheid of medemenselijkheid. Dit is een
kwestie van bureaucratische uitputting. De wet moet een baken van duidelijkheid
en rechtvaardigheid zijn, geen speelbal voor juridische acrobaten die het
systeem weten uit te buiten.
.