Vanaf 1901 wordt op het station De Bilt het aantal zonuren per etmaal bijgehouden, schrijft blogger Rob de Vos op zijn website klimaatgek.nl. Die data zijn hier te vinden. Een zonuur is een uur waarin de zon onafgebroken zichtbaar is.
Fig.1 Bron: KNMI
De data van 1901 tot 1992 zijn afkomstig van de Campbell-Stokes zonneschijnmeter. De glazen bol werkt als een brandglas dat een brandspoor op het onderliggende papier brandt. Zodra er wolken voor de zon kwamen werd dat spoor onderbroken. Uit de totale lengte van het brandspoor kon de duur van het directe zonlicht worden bepaald.
Fig.2 Bron: KNMI
Vanaf 1992 wordt de duur van de directe zonneschijn elektronisch gemeten met een pyranometer. Van 1992 tot 2006 zijn beide instrumenten tegelijk gebruikt. Met behulp van die zogenaamde parallelmetingen werden de afwijkingen tussen beide instrumenten bepaald. Daaruit bleek dat de pyranometer ’s winters iets meer en ’s zomers iets minder zonuren oplevert.
Maar gemiddeld over het hele jaar maakt het weinig uit en leverden de oude en de nieuwe zonneschijnmetingen ongeveer dezelfde resultaten op. Omdat ik hier de jaarsommen van het directe zonlicht gebruik zal het dus weinig problemen opleveren dat ik de jaardata van 1901-2023 als één reeks bekijk.
Fig.3 Data: KNMI
De grafiek van figuur 3 toont het aantal zonuren per jaar vanaf 1901. De gegevens van april 1945 ontbreken vanwege de oorlog. Daarom is de kolom van 1945 niet weergegeven. Voor de tijdreeks als geheel maakt dat weinig uit. Van 1901 tot 1989 was de trend vlak, waarbij de jaarsom rondo de 1500 uren schommelde. Opvallend zonnige jaren waren 1947, 1949, 1959 en 1976. Vanaf 1989 stijgt het aantal jaarlijkse zonuren opvallend, met als uitschieters 2003 en 2022.
De variaties van jaar tot jaar zijn het gevolg van wisselende luchtcirculatie. Die circulatie bepaalt grotendeels de bewolking in ons land, die op zijn beurt het aantal zonuren bepaalt. In het gematigde zeeklimaat (Cf) van West Europa is het normaal dat het weer van jaar tot jaar verschilt. Ook een afwijking van enkele jaren achtereen past meestal in de natuurlijke variatie die zo kenmerkend is voor dit type klimaat.
De stijgende trend van het aantal zonuren sinds 1989 is opvallend en wijst op een verandering van de grootschalige luchtcirculatie waarin Nederland (en grote delen van West Europa) zich de afgelopen decennia bevindt. Hoogeveen en Hoogeveen (2023) toonden in hun publicatie aan dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden in de weerpatronen, die heeft geresulteerd in een significante toename van de luchtstroom uit warmere richtingen.
Fig.4 Data: KNMI
Wat de Hoogeveens niet mee hebben genomen in hun analyse is het aantal zonuren. In de grafiek van figuur 4 is behalve de jaarlijkse zonuren ook de gemiddelde jaarlijkse temperatuur in De Bilt weergegeven. Het is duidelijk dat de jaartemperatuur niet een-op-een het aantal zonuren volgt, een R2 = 0,31 wijst daar ook op. Maar de trendbreuk (van geen trend naar een stijgende trend) aan het eind van de jaren ’80 is in beide signalen duidelijk te herkennen:
Fig.5 Data: KNMI
De relatief sterke toename van het aantal zonuren heeft ongetwijfeld ook invloed gehad op de temperatuur in Nederland. Blijkbaar heeft de verandering in grootschalige luchtcirculatie in de jaren ’80 ook gezorgd voor minder wolken en daardoor voor meer zonuren. Ik ben er blij mee!
Foto: Shutterstock
Source: https://clintel.nl/meer-zon-in-nederland/
.