De N-VA wil sociale huurders die niet aan het werk gaan een hogere huurprijs laten betalen. Eén op de vier huurders zou voor minister van Wonen Matthias Diependaele (N-VA) na twee jaar niet-werken een markttarief moeten betalen.
Het is de kern van het programma van de N-VA: het verschil tussen werken en niet-werken groter maken. Ook minister van Wonen Matthias Diependaele (N-VA) wil daar een steentje toe bijdragen, binnen zijn bevoegdheden. Hij stelt voor om de huurprijs van een sociale woning op te trekken voor wie wel kan werken, maar dat niet doet. Volgens Diependaele gaat het om 1 op de 4 huurders, in Vlaanderen zo’n 40.000 mensen. Een alleenstaande zou na twee jaar niet-werken het markttarief moeten betalen voor een sociale huurwoning. Wie in die periode wel aan de slag gaat, betaalt slechts de helft: 350 euro per maand voor een woning met een marktwaarde van 700 euro bijvoorbeeld. Diezelfde woning kost dus ieder maand 700 euro voor wie niet werkt.
De ingreep zou een drastische omwenteling zijn in het sociaal huurbeleid. Want vandaag betaalt wie niet werkt minder voor een sociale woning dan wie wel werkt. De huurprijs is immers afhankelijk van het inkomen. En wie niet werkt heeft minder om uit te geven, was altijd de redenering. Maar volgens Diependaele is dat niet stimulerend om mensen aan de slag te krijgen. “Er is een groep sociale huurders die gewoon niet kan werken. Die moeten we opvangen. Maar wie wel kan werken en dat niet doet, moet daartoe gestimuleerd worden”, zegt hij.
Vandaar de focus op één vierde van de sociale huurders van wie de VDAB oordeelt dat ze eigenlijk wel kunnen werken. Diependaele verwijst daarbij ook naar de onbeperkte uitkeringen in de tijd. “Als de federale regering geen stappen zet om het broodnodige activeringsbeleid te voeren, doen we die redenering wel binnen onze Vlaamse bevoegdheden.” Tegelijk wapent hij zich al tegen de kritiek dat hij daarmee sociale huurders nog dieper in de armoede duwt. “Wij willen mensen richting werk duwen, niet richting armoede.”