Nederland is het enige land in Europa dat een zogeheten ‘toetsingsverbod’ kent. Artikel 120 van de Grondwet bepaalt dat de rechter wetten die door regering en parlement zijn gemaakt, niet mag toetsen aan de Grondwet. Landen als Duitsland, België, Frankrijk, Oostenrijk en Spanje kennen constitutionele hoven. Andere landen, zoals Noorwegen, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk, staan toetsing aan de Grondwet toe door ‘gewone’ rechters.
Met name NSC-voorman Pieter Omtzigt zet zich in voor de komst van een Constitutioneel Hof en heeft dit ook in het coalitieakkoord weten te krijgen. Omtzigt bracht op 20 april 2023 een initiatiefnota uit waarin hij een aantal voorstellen deed om constitutionele toetsing mogelijk te maken. Hij was niet de eerste – eerder al spraken diverse commissies zich uit voor constitutionele toetsing, zoals de Staatscommissie Grondwet ingesteld door de regering-Balkenende in 2009 en de Staatscommissie Remkes onder Rutte-III in 2017. In het regeerakkoord is vastgelegd dat constitutionele toetsing “prioriteit” heeft. Volgend jaar moet het kabinet met een wetsvoorstel komen.
Hoe dit hof precies wordt georganiseerd, is nog onduidelijk. Als het aan initiatiefnemer Omtzigt ligt, krijgt het Hof naast bevoegdheid tot toetsing ook de bevoegheid tot het opleggen van een partijverbod. Hoe het wetsvoorstel er ook uit komt te zien, het zal zeker tot spanningen leiden binnen de coalitiepartijen. De meningen lopen vooral uiteen over twee punten. De eerste vraag is hoe de nieuwe rechters zullen worden benoemd. Verschillende landen kennen verschillende manieren om de rechters van het Hof te benoemen. In Oostenrijk worden rechters benoemd door de president op voordracht van de regering of een van de Kamers. In België kiest het parlement de rechters. In Duitsland wordt de ene helft van de rechters gekozen via een twee derde meerderheid in de Eerste Kamer, en de andere helft via twee derde meerderheid in de Tweede Kamer. Hier is dus sterke politieke consensus nodig.
Omtzigt wil dat de Hoge Raad een grote rol krijgt bij de benoeming van de nieuwe rechters, zo blijkt uit zijn initiatiefnota. De vraag is of de PVV daarin mee zal gaan. PVV-leider Geert Wilders is in het verleden erg kritisch geweest op de rechterlijke macht. Wilders heeft de rechtspraak zelf meermaals ‘verrot’ genoemd, en zeer links. Na zijn eerste verschijning voor de rechter na de ‘minder, minder’ -uitspraak zei hij voor zijn gevoel te maken te hebben gehad met een “neprechtbank” en een “D66-collega” in plaats van een onpartijdige rechter.
Hoe de PVV precies tegen de invoering van het Constitutioneel Hof aankijkt, is nog zeer onduidelijk. Wel steunde de partij (toen nog de net afgesplitste Groep Wilders) in 2004 het wetsvoorstel van Femke Halsema voor de invoering van een beperkte bevoegdheid tot constitutionele toetsing door de rechter en was de PVV mede-indiener van de motie van Omtzigt over het instellen van een tijdelijke commissie voor grondrechten en constitutionele toetsing.
Ook BBB houdt zich nog op de vlakte. “We wachten het wetsvoorstel van de minister af,” laat een woordvoerder weten. “We horen graag van Omtzigt waarom hij een grotere rol voor de Hoge Raad ziet weggelegd. Er is hier nog geen debat over geweest.” Sowieso lijkt BBB niet heel enthousiast over de invoering van een Constitutioneel Hof. “Wetten kunnen al getoetst worden aan internationale verdragen. Dus daarin zal dezelfde systematiek gevolgd worden. In hoeverre een constitutioneel hof een waardevolle toevoeging zal zijn, zal pas blijken als er een wetsvoorstel ligt,” zegt de woordvoerder.
Het lijkt er in elk geval op dat PVV (en wellicht ook BBB) benoeming van de rechters door het parlement willen laten plaatsvinden, waarbij binnen de Tweede en Eerste Kamer een twee derde meerderheid moet zijn voor instemming met een benoeming. Zo kan de rechter er nog moeilijk van worden verdacht een ‘D66-rechter’ te zijn.
Hoe de VVD tegen dit exacte voorstel aankijkt, is ook een kwestie van koffiedik kijken. Ze hebben zich in het verleden nogal wispelturig opgesteld tegenover toetsing aan de grondwet en de instelling van een Constitutioneel Hof: de VVD steunde de motie van Halsema in 2004 voor constitutionele toetsing en dus afschaffing van artikel 120 Grondwet, maar dit voorstel haalde de eindstreep toch niet omdat de VVD zelf later plotseling dwars ging liggen. Ook de PVV en het CDA waren tegen, waardoor er geen benodigde meerderheid bleek om de Grondwet op dat gebied te wijzigen.
Een tweede controversieel element is het voorstel van Omtzigt om het Constitutioneel Hof de bevoegdheid te geven om een partijverbod uit te vaardigen. Het kabinet Rutte-III kondigde in 2019 een wetsvoorstel aan voor een Wet op de politieke partijen (Wpp), waarin is vastgelegd dat een verbod kan worden opgelegd aan een politieke partij als deze “door haar doelstelling of werkzaamheden een daadwerkelijke en ernstige bedreiging vormt voor een of meer grondbeginselen van de democratische rechtsstaat”. Op 14 oktober van dit jaar bracht de Afdeling advisering van de Raad van State een advies uit over dit wetsvoorstel, en was er ‘positief’ over.
Als het aan Omtzigt ligt, is het Constitutioneel Hof de juiste instantie om zo’n partijverbod op te kunnen leggen: “Een andere taak die het Constitutioneel Hof moet worden toebedeeld is het opleggen of uitspreken van een partijverbod”, schrijft hij in zijn initiatiefnota. Dit onderwerp ligt politiek erg gevoelig, gezien de politieke verdeeldheid tussen links en rechts Nederland. Zo is al vaker opgeroepen partijen zoals FVD en de PVV te verbieden.
Ook oppositiepartij Forum voor Democratie is kritisch over de komst van een Constitutioneel Hof. FVD vindt dat de huidige rechters steeds politiekere beslissingen nemen “die de bewegingsruimte van regering en parlement” verkleinen. De partij spreekt op haar website al over een zekere dikastocratie, dat wil zeggen ‘regering door rechters’, in plaats van democratie. Een voorbeeld van een rechterlijke uitspraak waarbij de rechter zich hevig met de politiek bemoeide is de Urgenda-zaak uit 2019, waar de Hoge Raad de Nederlandse Staat dwong strenger klimaatbeleid te voeren.
Rechtsfilosoof Paul Cliteur, zelf emeritus-hoogleraar rechtsfilosofie en voormalig lid van de FVD-fractie in de Eerste Kamer, was in het verleden voorstander van een Constitutioneel Hof, maar is daarop eveneens teruggekomen. Hij is nu van mening dat zo’n Hof “nutteloos en schadelijk” kan zijn, zo laat hij aan De Andere Krant weten. Hij voert aan dat de toetsing aan de Grondwet eigenlijk overbodig is, aangezien de rechter wetten wél aan internationale verdragen (zoals het EVRM) kan toetsen die eigenlijk hetzelfde bepalen als de Grondwet. Ook vreest hij, net als FVD, dat de invoering van zo’n Hof de “heerschappij van de rechterlijke macht” in de hand werkt. “Eerder voorzag ik niet hoe sterk de verschuiving van de macht van gekozen volksvertegenwoordigers naar de rechterlijke macht zich zou aftekenen. Nu wel. Ik denk dat de rechterlijke macht de wetgevende macht nu volledig heeft overvleugeld. Ik ben dus nu sowieso geen voorstander meer van een verdere uitbreiding van toetsingsmogelijkheden.” Cliteur wijst op de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 oktober 2024, waarbij FVD-Kamerlid Van Houwelingen werd veroordeeld voor eenvoudige belediging voor een Tweet na het plaatsen van een bewerkte foto waarin toenmalig minister Kuipers de nazivlag hijst: “Wanneer de rechterlijke macht geheel nieuwe concepten bedenkt waarvoor de wetgevende macht niet gekozen heeft, zoals het ‘aanzetten tot onverdraagzaamheid’, is dat een voorbeeld van de rechterlijke macht die de wetgevende macht overvleugelt. Men noemt dat rechterlijk activisme.”
Oud-advocaat Frank Stadermann reageert verbaasd op het voorstel van Omtzigt om het Constitutioneel Hof de bevoegdheid te geven politieke partijen te verbieden: “Wat wil Omtzigt nu precies? Hij zegt een Constitutioneel Hof te willen dat zogenaamd ‘meer’ bescherming zou kunnen bieden voor de grondrechten van burgers. Maar hij wil tegelijkertijd ook dat dit Hof bevoegd zal worden om politieke partijen te verbieden. Zo’n verbod druist toch juist in tegen onze grondrechten zoals het recht op vereniging en vergadering? Het is een zeer tegenstrijdig voorstel wat Omtzigt hier doet.”
Daarnaast ziet Stadermann net als Cliteur weinig heil in het optuigen van een compleet nieuw Hof: “De rechters hebben de afgelopen jaren laten zien dat ze met de overheid meebuigen en helemaal niet opkomen voor de grondrechten van Nederlanders. Dit hele gesprek over een Constitutioneel Hof is voor de bühne. Dat geldt sowieso voor het opheffen van het toetsingsverbod. Alleen om het volk het idee te geven van ‘wat zijn we toch een goed land, dat we grondrechten beschermen.’ We hebben het vooral gezien tijdens de coronaperiode, waar de rechters weigerden op te komen voor onze grondrechten. Zolang rechters niet bereid zijn grondrechten daadwerkelijk te beschermen, heeft afschaffing van het toetsingsverbod totaal geen zin.”
Jurist Jeroen Pols, die met de stichting Voorwaarheid (voorheen Viruswaarheid) tientallen rechtszaken voerde tegen het dictatoriale coronabeleid, waarbij hij vrijwel altijd nul op het rekest kreeg, sluit zich aan bij Cliteur en Stadermann. “Het heeft geen enkele zin een nieuw instituut op te tuigen in een corrupt systeem”, zegt hij. “Hebben we ook helemaal niet nodig, rechters dienen nu al aan het EVRM te toetsen en dat doen ze ook niet. Met dit soort oplossingen blijft het echte probleem onbenoemd, namelijk de diepgewortelde corruptie van het systeem zelf.”
.