“Van groepsbelediging beschuldigde Keijzer wil OM laten terugfluiten vanwege ‘stigmatisering’”, schrijft De Volkskrant. Het OM besloot de BBB-minister niet te vervolgen na (volgens sommigen) “omstreden uitspraken” op tv op 17 mei jongsleden over antisemitisme in de islamitische cultuur. Maar, hoewel het OM niet overging tot vervolging, gaf het OM wel aan de uitspraken in beginsel strafbaar te achten. Daarmee werd Keijzer toch “een beetje schuldig”. Dat pikt de inmiddels vice-premier geworden politica niet en nu begint zij een procedure om het OM te dwingen de aantijgingen waar te maken.
Wat had Keijzer gezegd?
Wat waren de uitspraken van Keijzer over dat antisemitisme? Zij zei: “Veel asielmigranten komen uit landen met een islamitisch geloof. Jodenhaat is daar bijna onderdeel van de cultuur”. Zij voegde nog toe dat deze jodenhaat niet voor elke moslim geldt. Later in het gesprek zei ze: “Ontkent u dan dat bij mensen met een islamitisch geloof antisemitisme vaak onderdeel is van de cultuur? Ik ben gewoon verbaasd dat dit ontkend wordt.”
Keijzer wil nu zelf via een artikel 12-procedure afdwingen dat het OM het oordeel terugneemt dat ze zich schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging.
Heeft Keijzer een punt?
Dat heeft zij zeker. Dat de acties van het OM veel kritischer moeten worden bejegend dan doorgaans gebeurt, lijkt zo langzamerhand wel duidelijk.
Drie opmerkingen daarover.
Allereerst: vervolgen is een politieke daad. We moeten nooit vergeten dat het vervolgen van strafbare feiten een politieke daad is. De hoeveelheid strafbare feiten die worden gepleegd is enorm groot. Slechts een deel van de strafbare feiten worden vervolgd. Het OM maakt een selectie wat men wel vervolgt en wat niet. In die selectie ligt een deels arbitraire en politieke keuze.
Over het algemeen tekent zich een patroon af waarbij rechtse opiniemakers en politici worden vervolgd vanwege groepsbelediging (art. 137c Sr.) of smaad (art. 261, lid 1 Sr.), maar linkse niet. Rob Oudkerk (PvdA) heeft de term “kutmarokkanen” geintroduceerd. Geen vervolging. Minder, minder, minder (Marokkanen). Wél vervolging. Dit kan inmiddels met talloze voorbeelden worden geïllustreerd. Daarom is het goed om dat vervolgingsbeleid kritisch te bejegenen. Dat doet Keijzer.
Tweede opmerking: Jodenhaat bijna onderdeel van de islamitische cultuur. Waarom zou je dat niet mogen zeggen? Een van de dingen die onbevredigend is ten aanzien van de regeling van de groepsbelediging, is dat de juistheid van de gewraakte uitspraak niet meer ter discussie staat. Het OM stelt alleen de vraag “kan de uitspraak door een bepaalde groep als beledigend worden ervaren?”. En dan is het antwoord natuurlijk al snel “ja”. Immers alles kán als beledigend worden opgevat.
Derde opmerking: feiten, wat waar is, telt niet mee. De hele discussie over groepsbelediging gaat over “beleving”, over “gevoelens”. Of jodenhaat werkelijk onderdeel is van de islamitische cultuur is voor het OM geen interessante vraag. Vraag is alleen: hoe wordt die vraag ervaren door anderen. Door klagers.
“Dit zeggen de feiten en cijfers over jodenhaat-uitspraak van Mona Keijzer”, luidt de kop van een interview met Keijzer van afgelopen zaterdag in De Telegraaf.
Feiten en cijfers dus. Het probleem is alleen: feiten en cijfers tellen niet voor het OM. Wat telt is het gevoel of iemand beledigd is. (Of voorwendt dat hij of zij beledigd is).
“De heikele kwestie over moslims en antisemitisme ligt weer op tafel na de aanvallen op Israëlische voetbalfans en door geruchten over uitlatingen van kabinetsleden”, schrijft De Telegraaf terecht. “Zo zou er onder meer zijn gezegd dat ’antisemitisme bij Marokkanen in het dna zit’”.
Is dat laatste een uitspraak waarvoor een vervolging van groepsbelediging terecht zou zijn als deze werd gedaan in het publieke domein?
Nee, ook dat niet. Of die uitspraak juist is of niet kan namelijk alleen worden vastgesteld in een discussie, na een bespreking, na een proces waarbij argumenten vóór en tegen de stelling tegen elkaar zijn afgewogen. Art. 137c Sr. (groepsbelediging) inzetten om te voorkomen dat dit soort uitspraken kunnen worden gedaan maakt het onmogelijk dat met het proces van waarheidsvinding überhaupt kan worden begonnen.
Het Openbaar Ministerie stelde dat Keijzer zich “in beginsel schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging”. Maar wacht even, “in beginsel” telt niet in het recht. In het recht telt alleen wat is gebleken, wat is bewezen. En om dat vast te stellen zal de stelling van Keijzer dus gewoon moeten worden besproken, bediscussieerd.
Vervolging zou volgens het OM een te verre ingreep op het recht van vrijheid van meningsuiting van een politicus zijn. Wat? Maar hoe kan het dan dat drie Kamerleden van FvD op grond van opiniedelicten veroordeeld zijn? Zijn de FvD-ers geen “politici” volgens het OM?
Het lijkt erop dat het OM de kool en de geit probeert te sparen. Men spreekt enerzijds een veroordelend oordeel uit over Keijzer maar tevens maakt men het onmogelijk dat de argumenten van het OM door de rechter kunnen worden getoetst. Het is volkomen begrijpelijk dat Keijzer hier niet van gediend is.
Hoe nu verder?
De vraag is hoe we het OM weer terugkrijgen in de rol van een loyale dienaar van de democratische rechtsstaat. De vervolgingen en veroordelingen op grond van groepsbelediging en smaad impliceren een zware reputatieschade voor de rechterlijke macht. De staande magistratuur (OM) opereert willekeurig en vervolgt rechts en laat links zijn gang gaan. De zittende magistratuur (de rechters) gaan daarin over het algemeen mee.
De kolderieke situatie rond voormalig Kamerlid Sidney Smeets is daarvan een mooi voorbeeld. Hij krijgt critici van zijn seksuele mores veroordeeld terwijl hij met zijn eigen bijdragen op social media raast en tiert zonder dat het OM in actie komt.
Dit moet veranderen. De actie Mona Keijzer lijkt een goed begin.
Paul Cliteur is de schrijver van God houdt niet van vrijzinnigheid (2004): https://ap.lc/lDMsI
.