Even over dat proces tegen Gideon Van Meijeren. Hier valt heel veel over te zeggen, maar ik concentreer me nu op één, slechts één, kort stukje.
Van Meijeren antwoordt dat hij het recht heeft mensen te waarschuwen voor de invloed die het WEF uitoefent en hij zal dat ook, zo zegt hij, blijven doen.
Rechter: “ja, maar mijn vraag was, meneer Van Meijeren, of u op enig moment heeft gerealiseerd, het besef heeft gehad dat dat mensen kan aanzetten tot, tot daden”.
Van Meijeren antwoordt (terecht) dat hij zich heeft gerealiseerd dat zijn kritiek op het WEF tot daden kan aanzetten, maar niet tot strafbare feiten.
Kritiek op WEF mag en moet
Het onthutsende aan deze vragen van de rechter is dat de rechter lijkt te veronderstellen dat het niet geoorloofd zou zijn kritiek te formuleren op het World Economic Forum. En dat zou niet geoorloofd zijn omdat het mensen zou kunnen aanzetten tot “daden”.
Maar die suggestie is onjuist en zelfs laakbaar voor een rechter. Het staat namelijk iedereen vrij kritiek te hebben op het WEF. Het is ook de bedoeling dat dit soort kritiek invloed heeft op mensen. Namelijk dat mensen worden voorgelicht over de activisten van dat WEF en dat duidelijk wordt dat onze regering daarmee geen enkele relatie moet onderhouden.
Dat is overigens niet alleen een recht, het is zelfs een plicht van elk Kamerlid dat zijn taak serieus neemt. Ook middels Kamervragen is de laatste jaren veel duidelijk geworden over de activiteiten van dat WEF. Naar mijn verwachting zal het nieuwe kabinet ook alle banden met het WEF moeten verbreken. De positie die deze instelling sluipenderwijs heeft gekregen in ons constitutioneel bestel is volledig in strijd met de verantwoordingsstructuur die de Nederlandse grondwet in art. 42, lid 2 Gw voorschrijft. Het Nederlandse volk is aanvankelijk door de regering voorgelogen dat het WEF slechts een “praatclubje” zou zijn, maar inmiddels is duidelijk geworden dat het WEF heel wat meer doet dan mensen met elkaar in contact brengen.
Dit alles lijkt de rechter die de vragen stelt gewoon niet te weten. De rechter schijnt te denken dat het WEF een instelling is die boven alle kritiek is verheven. De rechter insinueert dat wie het WEF kritiseert een illegale activiteit verricht. Dit is een absurde en onaanvaardbare situatie voor een magistraat. Ik hoop dat in de raadkamer deze rechter door meer ervaren collega’s is gecorrigeerd. Want dit was geen optreden dat vertrouwen geeft in het functioneren van de rechterlijke macht.
Ho, mag ik dit wel zeggen? Ondermijn ik met mijn opmerkingen niet het vertrouwen van de rechterlijke macht? Integendeel, ik moet dit zeggen. Een goed functioneren van de rechterlijke macht is alleen gewaarborgd bij kritiek. Het geven van die kritiek is burgerplicht, maar ook professionele plicht.