
wereldwijd zijn COVID-19-vaccin terugtrekt nadat het enigszins geruisloos heeft toegegeven
dat het vaccin levensbedreigende schade kon veroorzaken. De aanvraag om het
vaccin terug te trekken uit de EU werd ingediend op 5 maart en trad in werking
op 7 mei.
Het besluit van AstraZeneca komt nadat verschillende landen, waaronder
Nederland, het gebruik van het vaccin al eerder hadden stopgezet. Dit gebeurde
vanwege meldingen van zeer zeldzame, maar ernstige bijwerkingen, met name
trombose met trombocytopenie-syndroom (TTS), waarbij bloedstolsels en een
tekort aan bloedplaatjes kunnen ontstaan. Hoewel de kans op deze bijwerking
volgens medische experts klein is, heeft het tot aanzienlijke bezorgdheid
geleid, vooral in het licht van lopende rechtszaken en media-aandacht over
ernstige gevallen die tot de dood hebben geleid.
In een verklaring benadrukte AstraZeneca het belang van zijn vaccin
tijdens de pandemie, waarbij het bedrijf trots was op de rol die het heeft
gespeeld in het redden van levens en het leveren van miljarden doses
wereldwijd. Echter, de terugtrekking van het vaccin wijst op een dieper liggend
probleem – een afnemende vraag, niet alleen vanwege bezorgdheid over
bijwerkingen, maar ook door de beschikbaarheid van andere vaccins op de markt.
Het AstraZeneca-vaccin, ooit gezien als een veelbelovende kandidaat in de
vaccinrace vanwege zijn toegankelijkheid en relatieve eenvoud in distributie,
heeft te kampen gehad met imagoproblemen sinds de vroege dagen van zijn uitrol.
Leveringsproblemen en twijfels over de effectiviteit bij bepaalde
leeftijdsgroepen hebben het vertrouwen in het vaccin ondermijnd, wat heeft
bijgedragen aan een verminderde acceptatie ervan.
belangrijke vragen op over transparantie, communicatie en vertrouwen in de
farmaceutische industrie en de regelgevende instanties die haar reguleren.
