Voor de allereerste keer was het niet verplicht om naar het stemhokje te gaan tijdens de lokale stembusslag van 13 oktober. Dit resulteerde in een lagere opkomst dan verwacht, vooral onder laag- en middengeschoolde kiezers en niet-actieven. Uit een post-electorale peiling blijkt dat slechts 54 procent van de laaggeschoolden en 57 procent van de middengeschoolden daadwerkelijk ging stemmen. Ook bij niet-actieven was de opkomst slechts 55 procent.
Volgens professor Herwig Reynaert is het geen verrassing dat deze groepen minder geneigd zijn om te stemmen. Dit patroon is ook te zien in andere landen waar de opkomstplicht is afgeschaft. Opvallend genoeg bleken jongeren in België niet minder te stemmen dan andere leeftijdsgroepen. Hoewel ze meer twijfelden, kozen ze er vaker voor om toch hun stem uit te brengen, omdat ze het als een burgerplicht beschouwen.
Vrouwen waren echter duidelijk minder geneigd om te gaan stemmen dan mannen, met een opkomst van slechts 60 procent. Dit is volgens Reynaert ook een trend die in het buitenland te zien is.
De belangrijkste redenen waarom mensen niet gingen stemmen waren andere verplichtingen, het gevoel dat de politiek geen rekening houdt met hun mening en desinteresse in lokale politiek. Het feit dat het niet meer verplicht is om te stemmen, speelde ook een rol.
Uit de peiling blijkt ook dat mensen die al een tijdje twijfelden om te gaan stemmen, uiteindelijk vaak besloten om niet te gaan. Aan de andere kant gingen mensen die weinig of geen twijfels hadden, in de meeste gevallen wel stemmen.
Hooggeschoolden, vijftigers en vroege zestigers en ambtenaren waren de groepen die het meest naar de stembus gingen. Dit suggereert dat mensen die voor de overheid werken, het als normaal beschouwen om te stemmen voor de machthebbers van die overheid.
Wat betreft de manieren waarop kiezers zich informeerden over de lokale verkiezingen, bleken stemtesten zoals De gemeente Stemtest het meest populair te zijn. Meer dan de helft van de kiezers maakte hier gebruik van. Jongeren lieten zich ook inspireren door gesprekken met familie en vrienden en door nieuwssites en -apps. Sociale media speelden een grotere rol voor jongeren, terwijl 65-plussers zich meer baseerden op berichtgeving en tv-debatten.
Source: https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20241111_96123944
.