Democratische politici en de Biden-gezinde media zijn na het pijnlijke falen van hun kandidaat bij het debat met Trump op 27 juni ‘ineens’ tot het besef gekomen dat de rest van Amerika allang had: Joe Biden is niet in staat nog vier jaar leider van het land te zijn. Sterker, hij is daar nu al niet toe in staat. Veel commentatoren denken dat dit besef er allang was bij de partijtop, maar dat zij een aanleiding nodig hadden om het hardop te kunnen zeggen. Dat zou de reden geweest zijn dat het debat ongekend vroeg in de verkiezingen was gepland – nu is er nog tijd om een nieuwe kandidaat te positioneren.
Slechts weinigen twijfelen nog dat dit gaat gebeuren. De hoofdredactie van de New York Times, het lijfblad van de Democratische partij, deed daags na het debat een klemmend beroep op Biden om zich terug te trekken. Daarmee lijkt het lot van de president bezegeld.
Mocht Biden besluiten af te haken, dan ontstaat er een merkwaardige situatie. De Democratische kandidaat wordt officieel gekozen op het Partijcongres van de Democraten dat vanaf 19 augustus plaatsvindt in Chicago. De afgevaardigden die daar aanwezig zijn, kunnen dan zonder ruggenspraak met de kiezers een nieuwe kandidaat kiezen.
Hoe zit dat precies? In de VS worden de kandidaten van de grote partijen gekozen in een getrapt systeem. De afgelopen maanden hebben in alle staten voorverkiezingen plaatsgevonden, de primaries. De manier waarop dit gebeurt, verschilt per staat. In veel staten, waaronder Californië, Florida en New York, zijn de voorverkiezingen ‘besloten’ – dat betekent dat bij de Democraten alleen geregistreerde Democratische kiezers mogen stemmen, en bij de Republikeinen alleen Republikeinse kiezers. Veel mid-westelijke en zuidelijke staten, waaronder Texas, houden ‘open primaries’ – daar mogen kiezers van alle partijen meestemmen bij de Democratische en Republikeinse voorverkiezingen. De Democratische voorverkiezingen eindigden dit jaar in praktisch alle staten in een overwinning voor Biden.
De staten sturen vervolgens afgevaardigden (delegates) naar het Partijcongres. Zij moeten daar stemmen op de persoon die zij vertegenwoordigen. Verreweg de meeste afgevaardigden moeten dus in Chicago op Biden stemmen. Maar als die niet meedoet, verandert de zaak: dan mogen zij stemmen op wie ze willen. De ‘gewone’ (Democratische) kiezers komen er dan niet meer aan te pas. Deze gang van zaken is niet zonder precedent: in 1968 werd op het Partijcongres van de Democraten, dat toevalligerwijze ook toen plaatsvond in Chicago, Hubert Humphrey gekozen als presidentskandidaat, nadat president Johnson zich had teruggetrokken. Humphrey had niet eens meegedaan aan de primaries. Hij verloor overigens kansloos van Richard Nixon.
Voor de partijtop levert dit scenario interessante mogelijkheden op om een andere kandidaat, van hun keuze, naar voren te schuiven. Bij de Democraten komt daar nog iets bij. Op het Partijcongres komen niet alleen 3933 pledged delegates, dat wil zeggen, afgevaardigden vanuit de staten die gebonden zijn aan hun kandidaat, maar daarnaast zijn er 739 zogenaamde superdelegates aanwezig. Dit zijn ‘ongebonden’ afgevaardigden, die altijd een vrije hand hebben op wie zij stemmen. Het zijn prominente partijleden, vaak lobbyisten, die nauw verbonden zijn met de partijtop. Nadat er in 2016 commotie was ontstaan, omdat de ongekozen superdelegates Hillary Clinton volop steunden en outsider Bernie Sanders dwarsboomden, mogen zij op het Partijcongres in de eerste ronde niet meer meestemmen. Ze blijven echter uiterst invloedrijk en zullen ongetwijfeld van de situatie gebruikmaken om de uitkomst te beïnvloeden.
Er is nog een ander scenario mogelijk: Biden kan zich ook ná het Partijcongres nog terugtrekken. In dat geval hebben de gewone Democratische kiezers helemaal het nakijken. Dan beslist het Rules and Bylaws Committee van de Democratic National Committee (DNC), het bestuur van de partij, samen met de superdelegates, wie de kandidaat wordt. Dat betekent dat de keuze voor de Democratische kandidaat in handen komt van een heel select groepje, voornamelijk toplobbyisten die werken voor het Amerikaanse grootkapitaal en ngo’s. De Amerikaanse journalist Lee Fang noemt er een aantal op zijn Substack. De voorzitter van het Rules and Bylaws Committee is Minyon Moore, een invloedrijke lobbyist die ook in het bestuur zit van de Black Lives Matter Foundation. De co-voorzitter is James Roosevelt, kleinzoon van Franklin Delano Roosevelt, geregistreerd lobbyist voor medische bedrijven. Tot de superdelegates behoren mensen als Bel Leong-Hong, een consultant voor defensiebedrijf Lockheed Martin, diverse juristen die werken voor het advocatenkantoor Dentons, met cliënten in de farmaceutische industrie en de machtige bank JP Morgan Chase, Dick Gephardt, lobbyist voor onder meer Boeing, en lobbyisten voor bedrijven als Google en Pepsico.
De invloed van kapitaalkrachtige lobbyisten op zowel de Democratische als de Republikeinse Partij is een doorn in het oog van veel kiezers. Zij beschouwen beide partijen als inwisselbaar en corrupt. Veel commentatoren denken dan ook dat bij de verkiezingen dit jaar onafhankelijke kandidaten een serieuze kans maken om tot president te worden gekozen. Dat is nog nooit eerder gebeurd, met uitzondering van de allereerste president, George Washington, die een hekel had aan partijpolitiek.
De grootste kanshebber onder de onafhankelijke kandidaten is Robert F. Kennedy jr., die veel kiezers aanspreekt met zijn belofte om de macht van de lobbyisten te breken, en te stoppen met Amerika’s eindeloze militaire interventies in het buitenland. Als milieuadvocaat en voormalig Democratisch politicus is hij acceptabel voor links, als pleitbezorger van vrijheid van meningsuiting en individuele vrijheid spreekt hij veel conservatieven aan. Hij mocht niet meedoen aan het CNN-debat, maar bedacht een truc: hij leverde commentaar vanaf de zijlijn via X. Meer dan negen miljoen mensen volgden zijn bijdragen ‘live’. Kennedy doet het goed bij de jeugd, die is afgehaakt bij de traditionele media. Zijn interview met podcaster Joe Rogan werd al 30 miljoen keer beluisterd – hij wordt al de mogelijke ‘eerste podcast-president’ genoemd.
Onafhankelijke kandidaten hebben het in de VS altijd moeilijk, door het winner takes all-systeem. Kiezers geven meestal de voorkeur aan een kandidaat van een van de twee grote partijen, omdat die de meeste kans maken om te winnen. Toch kan Kennedy als onafhankelijke kandidaat, zelfs als hij niet wint, een belangrijke rol gaan spelen bij de komende verkiezingen. De kans bestaat namelijk dat, door het meedoen van Kennedy, geen van de twee kandidaten van de grote partijen – Trump en de Democratische kandidaat – een meerderheid zal behalen.
De Amerikaanse presidentsverkiezingen werken eveneens via een getrapt systeem. Het is het Electoral College dat formeel bepaalt wie president wordt. Iedere staat vaardigt een bepaald aantal electors af naar het Electoral College, afhankelijk van de bevolkingsgrootte, zoals vastgesteld door het US Census Bureau. Californië heeft dit jaar de meeste electors (54), gevolgd door Texas (40), Florida (30) en New York (28). De kandidaat die de meeste stemmen krijgt in een staat, wint alle electors in die staat (winner takes all). In totaal zitten er 538 electors in het Electoral College.
Om president te worden, moet de kandidaat een meerderheid halen in het Electoral College, hij moet minimaal 270 electors winnen. Mocht Kennedy of een andere onafhankelijke kandidaat een aantal staten winnen, dan zou het zomaar kunnen dat noch Trump noch de Democratische kandidaat de meerderheid haalt. In zo’n geval ontstaat er een hele bijzondere situatie: dan bepaalt het Huis van Afgevaardigden wie de president wordt. De Senaat kiest dan de vice-president. Dit is in de 19e eeuw drie keer gebeurd, daarna nooit meer.
Ook dit proces, dat een contingent election wordt genoemd, verloopt via ingewikkelde regels. De volksvertegenwoordigers moeten per staat overeenstemming bereiken op wie ze stemmen. Dus de Democratische en Republikeinse afgevaardigden van, zeg, Florida, moeten onderling overeenstemming bereiken op wie zij stemmen. Dat geldt voor alle staten. Tegen die tijd, zo wordt in de VS al cynisch opgemerkt, is er allang een burgeroorlog uitgebroken.
Bij alle commotie over de kandidatuur van Biden, lijkt iedereen ondertussen één ding te vergeten. Zoals schrijfster en journalist Caitlin Johnstone opmerkt: als Biden niet in staat is mee te doen aan de verkiezingen – en volgens medische experts lijdt hij aan een vorm van dementie – hoezo is hij dan wel in staat om nu zijn ambt uit te oefenen?