Het nieuwe advies van de Gezondheidsraad, dat dateert van 27 maart, betreft een actualisering van het zogenaamde ‘structureel vaccinatieprogramma tegen covid-19’. Ook dit jaar adviseert de Raad om, evenals in 2023, in het najaar een coronavaccinatie aan te bieden aan 60-plussers, mensen uit medische risicogroepen en medewerkers in de gezondheidszorg die direct contact hebben met kwetsbare patiënten. Een aanbod aan alle zwangeren is in de huidige situatie niet meer nodig, zo oordeelt de raad. Tot nu toe konden zwangere vrouwen in hun 22e week een coronaprik halen. Minister Dijkstra heeft in een brief aan de Tweede Kamer al laten weten “positief” te staan tegenover het nieuwe advies.
De Gezondheidsraad schrijft “dat het verhoogde risico op ernstige ziekte van de zwangere door covid-19 lager is dan voorheen”. Hiervoor worden twee belangrijke redenen genoemd. De eerste is dat er inmiddels “een hoge mate van immuniteit is onder de bevolking, als gevolg van doorgemaakte infecties en vaccinatie”. Daarnaast hebben infecties met de omikronvariant van het sars-cov-2 virus “een minder ernstig beloop” dan infecties met de deltavariant. Hierdoor is het risico op ziekenhuis- en ic-opnames lager dan vóór omikron, die overigens al sinds begin 2022 de meest voorkomende variant is. Ook vroeggeboortes komen minder vaak voor, onder meer omdat bevallingen niet vroegtijdig opgewekt hoeven te worden vanwege ademhalingsproblematiek door covid-19. Volgens de Raad is de toegevoegde waarde van vaccinatie voor alle zwangeren inmiddels “te beperkt”. Zwangeren uit medische risicogroepen blijven wel in aanmerking komen voor een coronaprik. De veiligheid van vaccinatie tijdens de zwangerschap is “in vele studies aangetoond”, aldus de Raad.
Met dit nieuwe advies krijgen kritische organisaties eindelijk hun zin. Zo stond het Artsen Collectief vanaf het begin afwijzend tegenover het standaard vaccineren van alle zwangere vrouwen. Afgelopen zomer nog wees het Collectief op zijn website op de mogelijke risico’s van de mRNA-(herhaal)vaccins tijdens de zwangerschap en “onbekendheid met de lange termijn risico’s van de genetische vaccins voor het kind”. De beroepsorganisatie van verloskundigen (KNOV) zette afgelopen najaar in een open brief eveneens vraagtekens bij de coronaprik voor zwangeren. In de brief vroeg de KNOV – die ruim vierduizend leden telt – aan onder meer de Gezondheidsraad en het ministerie van VWS, de coronaprik te heroverwegen.
Begin april heeft het Artsen Collectief op zijn website gereageerd op het nieuwe advies. Het Collectief meldt verheugd te zijn dat de Gezondheidsraad “lijkt te hebben geluisterd naar zorgen van verloskundigen”. Maar het betwist de “in vele studies” aangetoonde veiligheid van de vaccins tijdens zwangerschap. “Het grootste probleem met deze studies is dat ze allemaal retrospectief zijn, terugkijkend”, aldus het Collectief. “Er is geen enkele dubbelblinde gerandomiseerde placebogecontroleerde studie uitgevoerd om veiligheid en effectiviteit van de coronavaccins voor zwangeren en hun baby’s te testen. (…) Als we de door de Gezondheidsraad aangedragen literatuur samenvatten, moeten we concluderen dat er geen sterke aanwijzingen zijn voor de veiligheid van de coronavaccins voor zwangere vrouwen en het kind, en dat soms de bewijsvoering flinterdun is.” Daarnaast zijn er diverse aanwijzingen voor een negatieve rol. Het Collectief noemt onder meer de invloed op de menstruatiecyclus, de ophoping van mRNA-vaccins bij proefdieren in de eierstokken en het lagere geboortecijfer dat correleert met het begin van de vaccinatiecampagne (+ negen maanden).