“De katharen fascineren me eigenlijk al vijftien jaar. Hun geschiedenis kwam ik tegen toen ik de gnostiek bestudeerde (een vroege godsdienstig-wijsgerige leer – red.). Vijf jaar geleden was ik met mijn gezin gaan wonen op Terra Nova, een retraitecentrum in Zuidoost-Frankrijk dat we onlangs weer hebben verkocht. Het centrum ligt midden in ‘Katharenland’, daar besteedde ik elk vrij uurtje aan het bestuderen van hun gedachtegoed. Aanvankelijk was dat onderzoek niet eens bedoeld om er een boek over te schrijven. Dat veranderde nadat ik Montaillou had gelezen (Montaillou, een kettersdorp in de Pyreneeën 1294-1324 van E. le Roy Ladurie, 1984 – red.). Daarin stonden letterlijke verslagen van de inquisitie, waardoor ik een levendig beeld kreeg over hoe de katharen leefden, wat ze aten en dronken, met wie ze seks hadden, enzovoort. Toen ik daarna stuitte op bronnen van de katharen zelf uit de vroege middeleeuwen, kon ik die verhalen over elkaar heen leggen en raakte de puzzel al snel compleet. Vanaf dat moment ontstond eigenlijk vrijwel direct het idee om een roman te schrijven. Ik had al meerdere non-fictie boeken geschreven. Met mijn debuutroman 2044, waarin de mensheid leeft in een matrix van onderdrukking die is ingezet in het jaar 2020, had ik al ervaring opgedaan met het schrijven van een roman als middel om een boodschap over te brengen, zonder daarin te opdringerig of dogmatisch te zijn.”
Dus toch een boodschap die je wilt delen?
“Voor mij is de kern van het katharisme het streven naar vrijheid. Het gaat om de vrijheid je eigen gedachten en overtuigingen te mogen belichamen. Mag ik mijn eigen waarheid spreken en daarnaar leven? In die zin waren de oude katharen de ‘wappies’ van die tijd. De katharen zeiden over de machtsbepalingen van Rome en over die van de koning van Frankrijk: “Er klopt iets niet”. Maar wat krijg je dan? Ze werden verketterd. Het woord ketter komt van kathaar. Eerst werden ze gedemoniseerd, daarna met geweld vervolgd en daarna kwam de inquisitie. Aangemoedigd vanuit Rome moest het gedachtegoed van de katharen tot op de wortel worden uitgeroeid, een andere mening dan die van de kerk was niet toegestaan.”
De katharen, ook wel Albigenzen genoemd naar de Zuid-Franse stad Albi, leefden vanaf meer dan duizend jaar geleden van de Balkan en Italië tot in de zuidelijke Nederlanden. Hun gedachtegoed is tot aan het begin van de veertiende eeuw vooral levend geweest in wat sinds 2016 weer officieel Occitanië heet. In 2016 werd tevens door de bisschop van Pamiers excuses aangeboden voor de gruweldaden die de rooms-katholieke kerk tegen de katharen begaan heeft. We hebben het dan over de Pay d’Oc (het ‘Land van Oc’) waar men Occitaans spreekt (de Languedoc, de ‘taal van Oc’). Dit gebied bestrijkt Zuidoost-Frankrijk, tot over de Pyreneeën naar Catalonië (Noordoost-Spanje).
Bridgeman: “Er is nog steeds veel armoede in het Franse Occitanië. Van buiten zien de huizen er aardig uit, maar geen toerist ziet de binnenkant waarin soberheid troef is of weet dat hier de boeren amper kunnen overleven. Al eeuwen heerst hier zowel angst voor als een diep wantrouwen naar de macht vanuit Parijs. Niet alleen zijn in de middeleeuwen tienduizenden katharen op vaak gruwelijke wijze vermoord door de legers van de Franse koning, ook in WO I (‘la grande guerre’) werden door razzia’s tienduizenden Occitaniërs de loopgraven ingedreven om te vechten tegen de toenmalige vijanden van Frankrijk. Een kathaar zijn, gaat daarom over vrij zijn, over je eigen waarheid mogen spreken zonder daarvoor te worden afgestraft.
Katharen leefden een eenvoudig leven. Ze deelden wat ze hadden, voedden de behoeftigen, zorgden voor werkgelegenheid in hun ambachtelijke werkplaatsen, troostten en verzorgden de zieken. Ze leefden volgens de deugden van het oorspronkelijke esoterische christendom: onbeperkte vriendelijkheid, volmaakte reinheid, heilige liefde, vrede, goddelijke wijsheid en goddelijke gerechtigheid. Ze wezen niemand af. Katharen waren een vreedzaam volk dat miljoenen volgers vond: ze voerden geen oorlog en aten geen vlees. Elk toegewijd lid werd geïnitieerd in hogere staten van bewustzijn na een zuiveringsperiode die leidde tot catharsis (vandaar het woord katharen). Deze ingewijden werden parfaits genoemd, de volmaakten of ‘goede mensen’. Ze kenden de geheimen van het universum en de schepping. Op de plaatsen waar de waarden van de katharen werden aanvaard, leefden mensen in samenlevingen die hun tijd ver vooruit waren, met materiële en spirituele welvaart die onbekend was in naburige feodale samenlevingen. Zij waren het, die als eersten het motto creëerden en leefden van ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. Ver voor de Franse Revolutie en ver voor het tijdperk van ‘Waterman’, waarin de hele mensheid kan gaan leven volgens deze principes.
In 1321 werd de laatste kathaar, Guillaume Belibaste, op de brandstapel verbrand door de inquisitie. Deze hoge geestelijke ingewijde deed een profetie voordat hij stierf: ‘Over zevenhonderd jaar wordt de laurier weer groen, de goede mensen komen terug’. De katharen beschouwden de laurier als het heilige symbool van pure liefde. Ze bezaten een heilig geloof en wisten dat de laurier op een dag weer groen zou worden. De katharen zijn uitgemoord, maar hun geest niet. Zevenhonderd jaar na 1321 is 2021, onze huidige tijd.
Het mooie is dat in 1321 de katharen hun eigen terugkeer voorspeld hebben. Er werd in dat jaar gezegd dat na zeven eeuwen ‘de laurier weer zou bloeien’. Tja, dan kom je dus uit op 2021. En dat is de huidige tijd.”
Kunnen we ook nu van hen leren?
Het is interessant dat nu vooral in Nederland en Vlaanderen veel belangstelling is voor de katharen. In tegenstelling tot de katholieken gingen de katharen uit van het bestaan van reïncarnatie. Het lijkt daarom wel alsof we hier gisteren op de boekpresentatie in Utrecht een reünie hadden, haha. Daarnaast beschouwden de katharen de Bijbelse god Jahweh juist als de duivel. Jahweh was immers een wraakzuchtige god en daarom de gevallen engel Satan.
Voor de katharen waren man en vrouw gelijk aan elkaar en konden beiden dezelfde posities innemen in hun kerkgenootschap. Zo was Esclarmonde de Foix een matriarch van hun beweging, een soort vrouwelijke paus in wat de katharen noemden ‘de kerk van liefde’. De hel bestond niet. Dat was een uitvinding van de katholieke kerk. Wat wel bestond was reïncarnatie, dat wil zeggen dat jij je bevrijden kunt van al je aardse gewoontes en patronen zodat je het pleroma kunt bereiken, een staat van zijn vergelijkbaar met het (oosterse) nirvana. Voor de katharen bestonden God en het goddelijke niet buiten je, maar ín jezelf. Zij hadden het over de innerlijke goddelijke vonk.
Alle sacramenten werden door de katharen afgewezen. De biecht, het huwelijk, het doopsel, het vormsel, de priesterwijding bestonden voor hen niet. Dat waren bedenksels van de rooms-katholieke kerk en niet van een god van liefde. Daaruit volgde ook dat kathaarse priesters en priesteressen geen belastingen mochten innen, noch betalen. Je moest als kathaarse priester of priesteres werken voor je geld en dat kon ook door te prediken of healingwerk te verrichten. De katharen waren sowieso tegen het betalen van tienden (10 procent inkomstenbelasting – red.) aan de kerk, laat staan het betalen van aflaten aan de rooms-katholieke kerk.
Interessant vind ik dat de katharen geloofden dat de schepping een namaakschepping is. Ik moet daarbij denken aan de theorieën van Max Planck uit de jaren ’20 van de vorige eeuw, over kwantumfysica, maar ook aan het huidige (ook wetenschappelijke) idee dat we in een kunstmatig hologram leven, in de matrix zoals in de gelijknamige speelfilm van eind vorige eeuw. Dit is ook vergelijkbaar met wat in het hindoeïsme en boeddhisme ‘maya’ genoemd wordt, de sluier van illusies waarin we leven. Kortom: ik zie dat die katharen ons nog steeds veel kunnen vertellen.
Hoe zijn ze dan uiteindelijk verdwenen?
Eerst heeft de kerk gepoogd hen op andere ideeën te brengen. Toen dat niet werkte, ging men hen demoniseren. Ze werden een soort ondermensen genoemd. De joden kregen een gele ster (toen al) en de katharen een geel kruis. De landerijen en kastelen van de adel (die ook het katharisme omarmd had) werden hen ontstolen. Vervolgens werd oorlog gevoerd tegen de graven van Toulouse, Foix en Carcasonne. De Occitaniërs waren levensgenieters en vrijheidslievend. De troubadours zijn bijvoorbeeld uit hun midden ontstaan. Hoewel ook de lokale adel tot het kathaarse geloof bekeerd was, waren de katharen zeker in militair opzicht niet zo goed georganiseerd. Gedurende twintig jaar zijn er verschillende kruistochten tegen hen gevoerd door legers van zo’n vijftigduizend manschappen. Dat gebeurde overigens vaak door ingehuurde Friese, Engelse en Vlaamse soldaten die al gehard waren vanwege hun deelname aan de kruistochten tegen Jeruzalem.
Daarnaast gebood hun geloof de katharen de waarheid te spreken en dat heeft hen niet echt geholpen bij de ondervragingen van de inquisitie. Beroemd is de Montségur, het bergfort in de Pyreneeën dat hun laatste bolwerk was. Legendarisch en tot op heden tot ieders verbeelding sprekend, is het verhaal dat toen de katharen na negen maanden belegering dit steunpunt moesten opgeven, ze zich met honderden tegelijk al zingend – als in trance – op de brandstapel wierpen. Ze deden niet aan ‘geloof’, maar wilden de goddelijke kracht in zichzelf belichamen. Daar hielp geen brandstapel tegen. En daarom hebben we op 4 februari voor het eerst in Nederland ook een korte herdenking hiervoor gehouden.