De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) werkt sinds 1 december 2021 aan de totstandkoming van een internationaal pandemieverdrag. Daarmee zou bij ‘een volgende pandemie’ betere ‘internationale coördinatie’ mogelijk zijn. Critici menen dat het pandemieverdrag de WHO nog meer zeggenschap zal geven over het gezondheidsbeleid van de 194 lidstaten en de nationale soevereiniteit van landen zal uithollen. Dat is volgens hen gevaarlijk, omdat de WHO in verregaande mate wordt gefinancierd door de farmaceutische industrie. De WHO werkt daarnaast aan wijzigingen van de Internationale Gezondheidsrichtijnen (IHR). Ook die geven de WHO meer macht (zie artikel p. 9).
De planning was dat eind mei in Genève, tijdens de WHO-jaarvergadering (Assembly), overeenstemming zou moeten worden bereikt over het pandemieverdrag en over de wijzigingen in de IHR. Maar met nog minder dan honderd dagen te gaan, zijn er veel onzekerheden. Van 19 februari tot en met 1 maart vond in Genève de 8e vergadering plaats van het Intergouvernementeel Onderhandelingsteam (INB), dat de onderhandelingen begeleidt over het pandemieverdrag. Rond die vergadering lijken de panelen te zijn gaan schuiven. Het is mogelijk dat de WHO besluit het verdrag af te schalen tot een regeling. Diverse landen hebben aangegeven dat ze geen verdrag willen ondertekenen als het eindresultaat hen niet bevalt.
Priti Patnaik, oprichter van het onafhankelijke journalistieke platform Geneva Health Files, meldt op haar Substack dat de mogelijkheid van een regeling steeds meer in beeld komt. Volgens Patnaik vrezen diplomaten dat “een pandemieverdrag met internationale, grensoverschrijdende verplichtingen zal mislukken als niet voldoende WHO-lidstaten een dergelijk instrument ratificeren”. Daarom zou de keuze kunnen vallen op een regeling. Er zijn diverse verschillen tussen een verdrag en een regeling. Onder artikel 19 van de WHO-statuten is een verdrag een opt-in-instrument. Dit betekent dat het, na goedkeuring door de WHO Assembly, nog steeds door nationale parlementen moet worden geratificeerd om van kracht te worden. Bij een regeling, onder artikel 21 van de WHO-statuten, worden de overeengekomen bepalingen standaard van kracht na goedkeuring door de Assembly, tenzij landen er binnen een vastgestelde termijn voor kiezen om niet deel te nemen (opt-out). Een eventueel verdrag (artikel 19) dient te worden aangenomen door ten minste een tweederdemeerderheid van de lidstaten die deelnemen aan de Assembly. Bij een regeling (artikel 21) volstaat een gewone meerderheid.
“Artikel 21 is misschien wel een betere optie met veel voordelen”, vertelde een hoge diplomaat aan Patnaik. Al is het wel minder leuk voor WHO-baas Tedros, die een verdrag beschouwt als een tastbare nalatenschap. Ook voor de EU is het een afgang als er geen verdrag komt, met alle toeters en bellen die daarbij horen. Patnaik herinnert eraan dat het hele idee van een pandemieverdrag is ontstaan in Brussel, met steun van Mark Rutte, en “opgedrongen aan diplomaten in Genève en in Afrikaanse hoofdsteden”.
De Amerikaanse onderzoeksjournalist en WHO-volger James Roguski laat in een reactie weten dat het de vraag is of het beoogde pandemieverdrag zomaar kan worden overgeheveld naar een regeling. “Zo simpel is het niet”, aldus Roguski. “Dat besluit hadden ze dan aan het begin van de onderhandelingen moeten nemen.”
De vraag is hoe Nederland zal omgaan met een verdrag of een eventuele regeling. VWS-minister Pia Dijkstra heeft hierover op 16 februari een brief gestuurd aan de Tweede Kamer. Daarmee kwam ze tegemoet aan een verzoek van parlementslid Mona Keijzer (BBB). Eind januari nam de Tweede Kamer unaniem een motie aan van Caroline van der Plas (BBB), waarin de regering werd verzocht “geen handtekening” te zetten onder een pandemieverdrag “voordat de Kamer zich daarover heeft uitgesproken”. Nadat de motie was aangenomen, vroeg Keijzer mondeling om een brief van de regering over “hoe ze omgaan met de motie”.
In haar Kamerbrief geeft Dijkstra uitgebreid antwoord. Opvallend is dat ze nadrukkelijk de mogelijkheid openhoudt van een regeling. Maar dit is ook weer niet vreemd, want VWS-topambtenaar mr. Roland Driece is één van de twee covoorzitters van het WHO-onderhandelingsteam (INB). Nederland weet dus heel goed wat er speelt.
Dijkstra schrijft dat als tijdens de WHO-Assembly van eind mei een ‘pandemie-instrument’ (verdrag of regeling) wordt vastgesteld, dit daarna nog “in een uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure” aan de Staten-Generaal (de Eerste en Tweede Kamer) zal worden voorgelegd. Ook als het instrument de juridische status krijgt van een regeling, “acht de regering het wenselijk om eerst de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure te doorlopen, voordat de regeling van kracht kan worden”, aldus Dijkstra. De regering zal dan, indien nodig vanwege de door de WHO gestelde termijn (die nog niet vastligt), de regeling in eerste instantie verwerpen (opt-out). Na parlementaire besluitvorming kan Nederland dan alsnog de regeling ratificeren.
Dijkstra tracht hiermee de Kamer gerust te stellen: er zal niets worden beslist buiten het parlement om, belooft zij. Het is niet de enige passage in de Kamerbrief die geruststelling probeert te bieden. Zo schrijft Dijkstra dat WHO-lidstaten ook in de toekomst soeverein “zijn en blijven” bij het vaststellen van nationale maatregelen tijdens een internationale gezondheidscrisis. Aanbevelingen van de WHO kunnen in zo’n geval “zwaarwegend zijn, maar niet dwingend”. Maar ze erkent ook dat de definitieve tekst nog niet is vastgesteld, dus niets is nog zeker. (Zie kader P9, Moeten we bang zijn voor pandemieverdrag/regeling?)
Dijkstra is er nog niet in geslaagd om de weerstand weg te nemen. Caroline van der Plas van BBB heeft op 27 februari een debat aangevraagd met de minister, en hiervoor steun gekregen in de Kamer.
Volgens minister Dijkstra van VWS is het doel van het verdrag/regeling “versterking van de preventie, paraatheid en respons bij toekomstige pandemieën”. Er is geen sprake van uitholling van de nationale soevereiniteit, schrijft zij in een Kamerbrief van 16 februari 2024.
De concepttekst van het verdrag/regeling, die zij samen met de brief heeft gepubliceerd op de website van VWS, meldt inderdaad dat “staten het soevereine recht hebben om wetgeving te ontwerpen en implementeren op het gebied van volksgezondheid”. Maar Dijkstra schrijft ook dat “over geen van de bepalingen overeenstemming is bereikt, en deze kunnen dan ook nog aanzienlijk wijzigen”. De concepttekst dateert van 30 oktober 2023. Het is opmerkelijk dat er blijkbaar nog geen update is geweest sinds die tijd.
De concepttekst bevat bovendien diverse artikelen die volgens critici negatieve gevolgen kunnen hebben. Zo draait het volgens Dijkstra bij artikel 18 “om het versterken van de kennis in de samenleving over hoe wetenschap werkt, wat publieke gezondheid is, hoe pandemieën ontstaan, zodat burgers goed geïnformeerd een eigen afweging kunnen maken qua gezondheidskeuzes uit informatie op sociale media en van overheden”. Het lijkt erop dat de minister hier de gevoelige term ‘desinformatie’ bewust omzeilt, terwijl in de concepttekst wel degelijk wordt gesproken over de “bestrijding van onjuiste, misleidende, misinformatie of desinformatie, onder meer door doeltreffende internationale samenwerking”. Dit biedt staten nieuwe handvatten voor censuur, die bij de covid-19-pandemie al intens was.
Het conceptverdrag roept ook op tot infodemic management (infodemiebeheer). Volgens artikel 1 betekent infodemie “te veel informatie, onjuiste of misleidende informatie, in digitale en fysieke omgevingen tijdens een ziekte-uitbraak”. Dat zou onder meer leiden “tot wantrouwen in de gezondheidsautoriteiten” en de volksgezondheid en sociale maatregelen “ondermijnen”. In reactie hierop heeft ADF International in Wenen de WHO in een recent persbericht opgeroepen “tot het schrappen van bepaalde taal die schadelijk is voor de vrijheid van meningsuiting”. ADF International is een netwerk van advocaten dat zich richt op grote instellingen en actief is in ruim honderd landen. Het is gelieerd aan Alliance Defending Freedom (voorheen Alliance Defense Fund), een Amerikaanse conservatieve juridische belangenorganisatie die zich inzet voor bescherming van de godsdienstvrijheid.
Volgens Giorgio Mazzoli, directeur VN-belangenbehartiging bij ADF, is vooral in de context van een pandemie “een onbelemmerde informatiestroom essentieel”. Hij vreest dat straks elke regering zich kan beroepen op haar verdragsverplichting om gedurende een pandemie de vrijheid van meningsuiting te beperken. Mazzoli benadrukt de noodzaak van “de vrijheid van meningsuiting, inclusief het recht om informatie te zoeken en te ontvangen”. Zonder publiekelijk beschikbare informatie “kunnen mensen de rechtmatigheid en effectiviteit van de acties van de autoriteiten niet beoordelen”. Hij vindt bovendien misinformatie en desinformatie “vage en ongedefinieerde concepten”.
WHO-volger James Roguski wijst in een recent interview met de Amerikaanse podcaster Jean Nolan nog op artikel 24, dat niet wordt genoemd in de Kamerbrief. Dat artikel gaat over de Wetenschappelijke Adviescommissie die onder meer toezicht zou moeten houden op het doen van gain of function-onderzoek. Bij dit soort onderzoek, dat onder meer bij Erasmus MC in Rotterdam wordt gedaan, worden virussen bewust gevaarlijker gemaakt voor onderzoeksdoeleinden. Veel wetenschappers gaan ervan uit dat dit is gebeurd in het lab in Wuhan en dat daar Sars-CoV-2 is ontstaan, een virus dat misschien niet heel gevaarlijk, maar wel uiterst besmettelijk bleek. “Wel”, zegt Roguski, “wat zou je ervan denken om toezicht te houden op het beëindigen van gain of function-onderzoek, en niet op het doen ervan?”